Psycho-magie /Psychomagic

Interessante docu. over Psycho-magie door de ogen van Cristobal Jodorowsky. Geïnspireerd op pre-industriële healing-wijze, niet zo langdradig als Freudiaanse psychoanalyse, waar je na jaren gesuperviseerd zelfbeklag bent gaan geloven dat de demonen uit je verleden hun gebit voldoende versleten is , zodat ze enkel nog wat aan je vlees kunnen sabbelen. En niet zo spiritueel leeg als hedendaags coaching, waar je door regelmatig en tegen betaling een flinke schop onder je kont te krijgen, toch de motivatie vindt om op handen en knieën uit de stront naar een beangstigende leegte te kruipen.

 

directed by Carlos Serrano Azcona

Heftig aan de wortels van de stamboom schudden… harder! deel 2/2

Een beklemmende, haast sardonische schaduw valt en verhult de hongerige kloof tussen trap en kamer, ik schrijd onzeker, zonder in de diepte te storten, de leeuwenkuil binnen. Allen kijken me aan alsof ik de enige ben die de verantwoordelijkheid draagt voor de onenigheid onder de verschillende partijen. Ik vermijd hun beschuldigende blikken en smeek hen om sommige zaken te mogen bewaren, voor mij zijn het souvenirs uit mijn jeugd, herinneringen aan mijn grootouders. Er staan ook nog wat spullen die ik zelf daar heb achtergelaten. Ik begin een fel betoog over de emotionele waarde en het gebrek aan respect voor de doden.
Maar mijn woorden vermengen zich met de ijle waas die de ruimte tot aan de nok vult, tot ik eenzaam in een mist van verontwaardiging sta te vloeken en te huilen. Om even later badend in een onbeschrijflijk naargeestig gevoel en met een bezwaard hart wakker te worden. Onbeschrijflijk, dus hou ik maar op met schrijven…

Heftig aan de wortels van de stamboom schudden… harder! deel 1/2

Stemmen weerkaatsen tegen de groen geschilderde muren van het trappenhuis. Ik sta onderaan de trap in het grootouderlijke huis, verloren als een dief in volle actie. Maar plotsklaps verschijnt de toneelknecht, die me pistool en paarse balaclava ontvreemdt. De reden van mijn onbenullige bestaan verdwijnt gelijktijdig en zo sta ik plompverloren aan de grond genageld, gedesoriënteerd in het lege niets. Wat doe ik hier?
Voor ik een voet op de eerste trede zet, luister ik aandachtig, maar kan de conversaties niet verstaan.
Nieuwsgierigheid is de impuls die de dwaas aan het hollen zet. IJlings beklim ik de trap tot het gapende gat van de ontbrekende verbinding van trede naar slaapkamer me verplicht halt te houden. De schuine constructie is wankel als de rusting van een gehavend piratenschip, de overloop waarop ik me bevind wankelt en kraakt onheilspellend bij elke gewichtsverplaatsing. Ook de overkant hangt nog slechts met enkele brokkelige stukken plaaster in de muur verankerd. Ik durf niet te springen waardoor ik verplicht ben de conversaties in de kamer passief te aanhoren. Er wordt heftig gekibbeld tussen de wraakgierige moeder, die alles bij het vuil wil zetten en de inhalige vader die overal nog bruikbare dingen ziet, ook de hebzuchtige broers discussiëren over de mogelijke verkoopopbrengsten.
“Waarom?” Maar mijn stem wordt niet gehoord.

Spiritus Rector —– deel 3/3

Ik weet niet hoe lang ik daar rond gekropen heb onder de waakzame ogen van de mannen en vrouwen van de stam, een groep vrolijke mensen die aangroeide telkens ik weer even achter me omkeek. Wanneer het langzaam duister werd zocht in verder op de tast. Een wulpse jonge vrouw met blijmoedige ogen sprak op een fluisterende toon, “wij zijn gekomen om het geschenk in ontvangst te nemen!” Ik ervoer de last van de verantwoordelijkheid die ik voor al deze onzichtbaar samenlevende mensen droeg als haast ondraaglijk tot … mijn vingertoppen als bij wonder een bes aanraakte die anders was dan al de andere, een tintelende energetische gewaarwording, de Spiritus Rector. Plots werd mijn lichaam opgeladen door een energie die ik nog nooit eerder had ervaren. Als herboren sprong ik op en riep uit volle borst, “hier zijn ze, ik heb ze gevonden, we zijn gered, eindelijk kunnen we verder leven.” Ik deelde de bessen met de leden van de stam, allen hadden er één en samen staken we ze in onze monden en samen kauwden we ze fijn tot we ze samen konden doorslikken … een besef dat we allen verbonden waren, allen één! Bevrijd van het zoeken, dwalen en achterna hollen. Een helder licht raakte onze zielen om ons uit het crepusculaire bestaan te bevrijden. Eindelijk vrij, eindelijk …

Spiritus Rector —– deel 2/3

Ik knikte en zakte opgelaten door de knieën om zorgvuldig de vruchten onderaan de gedrongen en knoestige bosjes te onderzoeken. Er hing een haast tastbare spanning in de lucht, al deze mensen verwachtten iets van mij en ik voelde me verplicht het ook te vinden, maar ik wist niet wat ik aan het zoeken was. Voorzichtig en behoedzaam gleed mijn hand over de stekelige takken en de natte bessen. Deze aanraking vertelde me dat niet alle bessen gelijk waren, sommigen bleven slijmerig aan mijn gekwetste vingertoppen kleven terwijl andere vruchten eerder vlezig, fris en energetisch aanvoelden. Alsof de bosjes, hun twijgen en bessen of een andere entiteit me iets wilde vertellen. Een geheim dat alleen ik kon doorgronden, een taal die alleen ik kon verstaan. Ik keek verward achter me, in de hoop enige toelichting van de kleine vriendelijke mensen te mogen ontvangen, maar in hun ogen lag enkel een kordate en vastberaden blik te lezen. Zij wisten dat ik het zou moeten weten en ik realiseerde me dat ik niet wist waarom ik hier was, waar ik verzeild was geraakt en wat ik überhaupt aan het zoeken was.

“Ben je zeker?” Ik keek in de vragende ogen van de hoofdman. Zijn stem had me opgeschrikt want ik was verzonken in diepe overpeinzingen, mijn hand rustte op een tros schitterende bessen. “Ik denk het.” Nog altijd verdwaald in onwetendheid knikte ik langzaam mijn hoofd. “Jij moet niet denken, jij weet en wij wachten tot jij ze gevonden hebt,” zei hij op een vastberaden maar niet onvriendelijke toon. “Geef me alsjeblieft nog even, ik ben nog maar net aangekomen en moet de draad weer opnemen.” Hij haalde diep adem en knikte, alsof mijn woorden hem hadden gerustgesteld. Een gevoel dat ik op dat moment nog niet met hem kon delen.

Spiritus Rector —– deel 1/3

Verloren, verdwaald in een enge vochtige gaping, gestrand na vele omzwervingen, moe van een reis zonder bestemming, zat ik op een rots aan de rand van een kolkende rivier naar het schuimbekkende water te staren. Hoe de resten van een zwart, gepolierd en gehavend stuk drijfhout balloteerde in een gletsjerkuil.

In een onmetelijk lang moment was er enkel het bruisen van het druisende water en de eenzame wind die mijn balorige oren bespeelde als een gemelijke fluit. Zonder denken en totaal passief ontglipte de tijd als gewassen rivierzand door mijn vingers tot ik opschrok door de opdringerige aanwezigheid van een schare kleine en schaars geklede gedaantes met een donkere huidskleur en zwart lang haar. Als uit het niets, als een vlucht paddestoelen stil en onvoorspelbaar uit de grond gerezen.

“Kom,” zei een oudere man met een verfomfaaide deukhoed op zijn hoofd. Ik knikte en stond op om hem met een onbekommerd enthousiasme te volgen. Hij leidde me naar een groene valei die gehuld lag in een frisse nevel. Vergelijkbaar met de paarse doom die bij het ontwaken soms in je hoofd blijft hangen. We wandelden langzaam als een dozijn ganzenkuikens achter de gedrongen man aan over een pad dat tussen stekelige bosjes door kronkelde. Met een klap kwam ik tot stilstand omdat ik tegen hem aanbotste wanneer hij aan de rand van wat leek op een strubbenbos stilhield. “Hier is het,” fluisterde hij vriendelijk terwijl zijn ogen me onderzoekend aankeken.

Wapenstilstandsdag

Heeel lang geleden en dan bedoel ik hééééééééééél lang geleden, schreef ik… toen nog met kraaienpootjes : “De Wapenstilstand was een echte feestroes onder het volk!”
Heb geen flauw idee wat ik daar nu weer mee bedoelde, maar goed ik was nog jong en onwetend. Maar wat veel erger is!? Kan me er Godverdomme niets meer van herinneren, waarschijnlijk toen ook al te diep in het glas gekeken, waar komt anders die feestroes vandaan? En dat kliederig gekriebel? En daarbij : Zo’n tank met bloemen, kan toch niet!?

 

wapenstilstand in 1978
Knul, wat een onzin! Wat was ik voor een naïeve lul, toen in Beegees-seventies? Man, als ik nu zou kunnen tijdreizen, zou ik mezelf een stevige klop voor m’n kop geven. Lap of BANG of nog beter met een knuppel of een grote plank van hardhout, of nog beter een ijzeren staak… neen staaf, idioot!!!

op m’n handen staan en springen deel 4

“Je weet hoe je de ogen moet sluiten, maar weet je hoe en wanneer je de ogen sluit om in te slapen? Je kan de andere kant nu niet meer ontkennen, nu je weet wie het wiel doet draaien. Zo is het altijd geweest, zo zal het altijd zijn, nu en ook de dag na morgen. Doe vanaf nu wat je moet doen en luister nooit meer naar zij die je willen vertellen wat je hoort te doen.”

“Ok???”

‘Wanneer ik die morgen wakker werd wist ik dat het tijd was, het was nu of nooit.’

 

Do What Thou Wilt

dream solution for Yugoslav Wars

op m’n handen staan en springen deel 3

“Je spot maakt je blind en doof. Wanneer onder boven is en boven onder hoef je enkel jezelf om te draaien.”

Ik kijk naar mijn handen. “Ja, zet je handen op de grond, zo!” Hij raakt heel even de stoffige vloer en even later kijk ik hem recht in de ogen, maar zijn voeten hangen aan de zoldering terwijl ik gewoon op de grond sta. Ik buig me voorover, en even later sta ik naast hem in de bron te kijken. “Was toch niet zo moeilijk?”

“Moeilijk niet neen, maar wel onmogelijk.”

“Onmogelijk? Ben je klaar?” Hij geeft me een duw en ik val door stille water. Wanneer ik overeind kom sta ik blootsvoets in mals paars gras. Paars? Het licht is helder en sterk. Zonnestralen druppelen op duizenden fel gekleurde bloemen. Wat verder stroomt zacht een kardinaalrood beekje, gouden kikkers en zilveren vogels ontwaken, samen kwaken en zingen ze een opwekkende symfonie. Het gras onder m’n voeten maakt golvende bewegingen op maat van het gezang. Tijd heeft zijn betekenis verloren, als door een caleidoscoop kijk ik vrolijk om me heen als in een kleurenbad gedompeld. Ik kan geen wolkje bespeuren wanneer er plots vlokjes uit de hemel vallen, eerst langzaam dan steeds heviger en sneller. Zilver schitterende kristallen dwarrelen neer. De vlokken voelen vreemd droog aan. Droge sneeuw? Mijn benen beginnen te dansen als een kind op een onzichtbaar sneeuwtapijt. Ik ren, de vlokken verblinden me, langzaam raakt alles verzadigd van de vlokken. Vreemde dingen gebeuren hier! De storm neemt apocalyptische proporties aan wanneer ik blind door de gulzige bloemen, acrobatische struiken en plastische bomen ren. Ik heb alle zin voor werkelijkheid verloren. Eindeloos zwerf ik doelloos door de tuin tot ik een vage schim in de verte kan ontwaren. Een oude vrouw wenkt me om naast haar te komen zitten. Haar eeuwenoude gerimpelde grimas maakt me onzeker, maar haar stem zo vriendelijk overtuigt me m’n weerzin te overwinnen. Aarzelend vraag ik of zij de droge sneeuw ook kan zien. Ze lacht. “Natuurlijk zie ik de sneeuw.”

“Dus de sneeuw is echt? Waarom is hij dan niet nat? Waarom verdwijnen de vlokken als ze de grond raken? Of is het geen echte sneeuw?”

“Je vergist je jonge man, de vlokken zijn daar, voor jou is het sneeuw… de vlokken zijn daar en vanaf nu zullen ze daar altijd zijn.”

Ik voel me nog meer verward, ik kan er geen touw aan vastknopen. “Waarom kan ik dit niet begrijpen? Waarom kan ik de oude indiaan maar niet begrijpen. Iedereen spreekt in raadsels, al wat ik zie tart de wetten van de fysica.”

“De vlokken zijn echt, net zo echt als jij en ik. Maar de vlokken zijn er niet voor jou, maar door jou. Ze hebben hun plaats gevonden dankzij jou.

“Dit wordt er niet beter op, hoe meer jullie vertellen des te minder ik ervan begrijp. Waar zijn die vlokken van gemaakt? Ze zijn zeker niet uit bevroren water. Al wat hier gebeurt is onmogelijk. Water hangt niet aan de zoldering. Het lijkt op radioactieve fall-out.” Angst slaat me om het hart, moet ik schuilen onder een witgeschilderde tafel?

Ze lacht net zo raadselachtig als de vorige keer. “Het is sterrenstof, een cadeau van jou aan de tuin. En daar zijn we je allen dankbaar voor. Alle energie, die de witte man van de aarde heeft gestolen, brutaal gulzig en totaal onnodig dringt nu weer in het land. Dankzij jou kan het weer terugkeren. Maar het kan enkel weer vallen wanneer het kan voeden daar waar het nodig is. Jij kan het land weer klaar maken. Overal waar jij gaat zal het land klaar zijn om het te ontvangen. Ga, de tuin is klaar om je te ontvangen.”

summer 1978

Zonder de betekenis van haar woorden te kunnen doorgronden voel ik me onbeschrijflijk gelukkig. “Je bent een goede mens en om je te bedanken zal ik je terug leiden naar de bovenwereld.” Samen lopen we tot bij een grote regenboog. “Kijk je hoeft enkel door de boog te stappen en je bent weer thuis.” Ik steek mijn hand uit om haar te bedanken maar ze is plots verdwenen. Onder de regenboog wordt ik bedolven door nog meer zilveren vlokken, die mysterieus aan me blijven kleven. Ik wrijf het stof uit m’n ogen en zit weer naast de indiaan aan een kampvuur. “Man wat was dat allemaal?”

“Dat mijn jonge vriend is de kern van het bestaan, alle waarheid zit erin opgeborgen en ook al zullen de wonden nooit helemaal genezen, ze zal je vanaf dit moment altijd en overal volgen zolang je trouw aan haar blijft. Doe je dat niet dan sta je er terug alleen voor”

“Wie is zij, en hoe moet ik weten hoe haar trouw te blijven?

op m’n handen staan en springen deel 2

“Naar boven en dan weer naar beneden, dat is de enige weg. Er is niets meer daar waar je jezelf hebt achtergelaten. Nu kan je niet meer terug, dus zwijg en spaar je energie.” We zetten de beklimming in stilte verder tot we plots voor de opening van een grot staan. “Nu mag jij voorgaan, dit is jouw pad, niet het mijne.” Hij stapt opzij om me door de nauwe opening te laten kruipen. Ook al was het al flink afgekoeld binnen is het nog veel koeler. De haren in mijn stijve hals gaan rechtop staan. De lucht in de grot lijkt te vibreren op een onbekende toonhoogte. Wanneer hij ook binnen is vraag ik hem wat we hier gaan doen.

“Wij niets, zoals ik al zei dit is jouw pad, niet het mijne, ik ben hier al geweest. Het is beter om een sterke band met de mythe dan met de herinneringen uit je verleden te hebben. Laat al wat je kent hier achter en ga met een open geest. Hier zal je zelfs de tijd vergeten, al wat jij toekomst noemt is hier onbestaande. Hoor je het?”

“Hoor ik wat?”

Hij glimlacht. “Ga verder, ik heb op jou gewacht omdat ik wist dat je op tijd zou komen, zij kunnen niet wachten want hun tijd loopt trager dan de jouwe.”

“Wat zeg je allemaal, ik begrijp niets van al wat je daar zegt.”

“Dat is nu niet erg, ga!”

Ik strompel door de donkere gang, tast of de zoldering hoog genoeg is en weet vaak op het nippertje een hard uitsteeksel te mijden. Zonder licht en zonder tijdsbesef lijken we een eeuwigheid door de grot te zwerven. Ik weet niet of we afdalen of stijgen, alle gevoel voor realiteit verdwijnt met elke stap die ik zet. Ik aarzel.

“Je wandelt van nu naar de aanvang, je hebt heel je leven in duisternis gewandeld. Aanvaart de reis.”

“Maar het is hier te donker, het is hier te stil.”

“Zet je ene voet voor de andere, stap over je obstakels, beleef je angsten voor de tweede maal, maar dan bewust. Je kan je verleden niet vergeten, maar je kan de toekomst wel een zin geven. Je bent hiervoor geboren, je kan deze reis niet niet maken, je kan niet ontsnappen. Aanvaard je eenzaamheid, omhels je angst. Ga, ze wacht op je.”

We zetten onze tocht verder en als bij wonder bereik ik zonder het hoofd te stoten een open ruimte. Er heerst een serene sfeer in de zaal, een waterval klatert rustig van de wand aan de overzijde. Ik hoor de regen, maar kan hem niet zien. Ik voel de wind, maar m’n haren bewegen niet. “En nu? Is dit het einde van onze reis?”

“Het einde? Neen, dit is het begin, hier begint alles zonder einde.”

Mijn geest gaat krampachtig op zoek naar een logische verklaring voor zijn woorden. De wereld ergens boven me daagt me uit, ik ben bang in deze benauwde ruimte. “Maar we kunnen niet verder, het pad eindigt hier. Zijn we verkeerd gelopen?”

“Kijk, zeg niet zo snel vaarwel aan de mogelijkheden. Kijk en volg de stem diep in je ziel. Je kan eindelijk jezelf zijn. Wees jezelf, luister en kijk. Vergeet al wat je weet.”

Ik staar in de ruimte, steek m’n hand uit en laat het zuivere water over m’n vingers lopen. M’n hand glijdt over de rand, alles graniet hard, zonder opening. Ik zit gevangen. Dit is het begin. Begin van wat? Ik kan alleen nog terug, weer door die angstwekkende duisternis. De grond is hard. “Kijk, volg de stem in je hart!”

Plots ontwaar ik een heldere opening boven onze hoofden. “Langs daar?”

Hij knikt, maar zegt geen woord. Ik tracht de stem te vinden waarover hij spreekt. Maar blijf doof. “Hoe komen we daardoor?” Het gat verandert in het spiegelende oppervlak van een bron. Het water tart de wetten van de zwaartekracht. “Droom ik? Heb je iets in het water gedaan dat je me hebt gegeven?”

upsidedown

 

“Misschien wel, maar er zat niets dan water in dat water.”

“Hou alsjeblieft op met je tergende antwoorden, ik ben niet zo goed in mystieke dingen. Ik kan niet in iets geloven dat ik niet kan begrijpen.”

“Dat is dan voortaan voorbij. Hier hoef je niets te begrijpen, je moet verder dat is alles. Jij en jij alleen kan deze reis maken. Vooruit ga verder.”

“Hoe kan dat nu, hoe kan ik daar komen, water kan niet tegen het plafond zweven of kleven. En ik kan niet vliegen of heb jij een onzichtbare ladder bij?”